Chapter 17 Home Previous Chapter

Glossary Math
abcdefghkmprstv z

 
a
abc-formule
Formule om tweede graads vergelijkingen mee op te lossen nadat de vergelijking op "0" herleidt is. Formule:

x 1,2 = -b ± √(b² - 4ac)
2a

amplitude
top - evenwichtsstand (bij een periodieke grafiek)


b
bisectrice
lijn die een hoek precies door midden deelt. Ook wel deellijn genoemd,
box-plot
grafische weergave van een verzameling gegevens. In deze weergave staan de kwartielen de mediaan en de laagste en hoogste waarneming


c
cosinus
cos Ð B = Aanliggende rechthoekszijde
Schuine zijde

d
directe wegentabel
tabel waarin je het aantal wegen kunt aflezen tussen twee knooppunten.


discriminant
gedeelte van de abc-formule: D = b² - 4ac


draaisymmetrie
Als een figuur na een halve draai (of minder) weer precies op zichzelf past.
driehoeken
e
evenwichtsstand
stand die een periodieke grafiek het gemiddelde aangeeft. (Er ligt evenveel van de grafiek boven als onder deze evenwichtsstand).
evenwijdig
dezelfde richting maar niet samenvallen
exponent
in 24 is 4 de exponent
f
frequentietabel
tabel waarin alle waarnemingen staan waarin je dan kan aflezen hoevaak (frequentie) een bepaalde waarneming voorkomt
g
gelijkvormig
twee driehoeken zijn gelijkvormig als twee paar overeenkomstge hoeken even groot zijn
gerichte graaf
graaf waarbij ook wegen voorkomen die maar in één richting lopen


graaf
schematische weergave van bijvoorbeeld plaatsen en de verbindingen tussen die plaatsen


groeifactor
factor waarmee je steeds moet vermnigvuldigen om de volgende uitkomst te berekenen
grondtal
in 24 is 2 het grondtal
h
hoeken
de verschillende hoeken zijn:
hoogtelijn
lijn vanuit een hoekpunt loodrecht op de overstaande zijde
k
kwartielafstand
kwartielafstand = derde kwartiel - eerste kwartiel
kwartielen
twee verschillende kwartielen nl.:
m
mediaan
middelste getal van een serie waarnemingen die op volgorde van klein naar groot gezet zijn.
modus
de meest voorkomende waarneming van een serie waarnemingen. Er kan er maar één zijn!
p
periode
grafiek die uit dezelfde stukken bestaat. Eén zo'n stuk noem je dan de periode


r
richtingsgetal
dat wat er bijkomt per stap als er sprake is van gelijkmatige groei. (lineair)
s
sinus
sin Ð B = Overstaande rechthoekszijde
Schuine zijde

spiegelsymmetrisch
als een figuur uit twee helften bestaan die elkaars spiegelbeeld zijn (je kunt de figuur zo dubbelvouwen dat de twee helften precies op elkaar passen
spreidingsbreedte
grootste waarneming - kleinste waarneming (wordt gebruikt bij statistiek)
t
tangens
tan Ð B = Overstaande rechthoekszijde
Aanliggende rechthoekszijde

tekens
de verschillende tekens die je moet weten:
  1. Ð = hoek
  2. ^ = loodrecht
  3. // = evenwijdig
  4. £ = kleiner of gelijk
  5. ³ = groter of gelijk
  6. < = kleiner
  7. > = groter
  8. D = driehoek
  9. » = ongeveer gelijk aan
  10. ¹ = niet gelijk aan
  11. = wortel
  12. 2 = kwadraat of de tweede macht
  13. 3 = derde macht
v
verbindingstabel
tabel waarin je kunt aflezen of twee knooppunten met elkaar verbomden zijn. Een 1=ja en een 0=nee!


z
zwaartelijn
In een driehoek vanuit een hoekpunt naar het midden van de overstaande zijde.




Chapter 17 Home Previous Chapter